INTERVIEWS DOOR ROB HEILIGERS:


Interview door Rob Heiligers met Bertie Hendriks voor www.Bewustzijnonline.nl

DAGBOEK VAN DE ZIEL

Al gauw nadat ik me als BewustZijn-interviewer heb geïnstalleerd in de aangename werkkamer van Bertie Hendriks, blijken er een paar overeenkomsten tussen hem en mij te zijn. Ooit waren we fanatieke topsport-tafeltennissers. Ooit vonden we de Ajax-voorhoede Swart/Cruijff/Keizer toch wel het allermooiste voetbal van de wereld spelen. En ooit inspireerden wij als theatermaker / dramadocent anderen om stralend op een toneelpodium te staan. Deze inleidende ontboezemingen zetten een zodanige toon dat ik besluit het interview maar te beginnen met het gloedvol voordragen van de recensie van Bertie’s intrigerende boek ‘DAGBOEK VAN DE ZIEL’; de reden van mijn komst naar Utrecht.

Tja, hoe valt een fraai levenswerk te beschrijven? Bertie Hendriks (vooral bekend van het ITIP, school voor leven en werk in Zutphen) heeft samen met Miriam Tirion-Ietswaart een boek geschreven dat zo rijk is aan menselijkheid, dat de liefde als het ware van de bladzijden spat. Dit Dagboek van de Ziel stroomt over van compassie met en begrip voor alle ontwikkelingsfasen in een mensenleven. Het is naast helder geschreven mooi gelardeerd met sprekende voorbeelden en archetypische verhalen uit de literatuur. Er zijn markante levenservaringen van vele mensen (van jong tot oud), en het is prachtig geïllustreerd met tekeningen uit het oeuvre van kunstenaar Frans Zwartjes (eigenlijk de derde maker).

Iedereen zal als mens van Geboorte naar de Dood reizen, via de stations Kind, Jongere, Volwassene en Oudere, tot we uiteindelijk weer opgaan in de Lege Ruimte waar we ook uit voortkomen. Dit boek beschrijft wonderschoon al deze zeven levensfasen. En dan staan er als in een werkboek mooie opdrachten in, is het kleurig vormgegeven en voelt de kaft ook nog eens zo lekker zacht en hard tegelijk, enz…

Kortom, dit is een lofzang. Dagboek van de Ziel is wat men noemt een meesterwerkje. Een ode aan de mens in al zijn/haar mogelijkheden en (on)volkomenheden. Een schitterend verhaal over ‘ontwikkeling’ in letterlijke zin, doorleefd, bevlogen en bezield verteld als een uitnodiging om je eigen waarheid te zien. Driewerf hoezee voor de makers! 


Bertie hoort zijn loflied glunderend aan: ‘Dit is wel heel fijn om te horen. Ik was vroeger het jongste en dertiende kind, dus de aandacht werd zacht gezegd flink verdeeld. Dat ik nu even helemaal alleen van gewoon naar bijzonder opgetild mag worden? Ja graag! Dank je wel. Ik wilde wat ik zelf als een geschenk ervaren had in mijn leven nu als een geschenk aan anderen doorgeven. Mooi dat je het ook zo ziet.’

 

Beta-tic

‘Zoals gezegd kom ik uit een groot gezin. Net als mijn vijf broers bleek ook ik met een beta-tic behept en ik ging net als zij wis- en natuurkunde studeren. Het ‘moeilijkste en mooiste’ wetenschappelijke vak dat er bestond. Alleen zag ik mezelf niet in een donker hol op de universiteit eindigen, dus ben ik gaan lesgeven op de allerleukste school van Nederland: het Haags Montessori Lyceum. Op de eerste de beste ouderavond kwamen als eerste ouders de toenmalige minister van Onderwijs en zijn vrouw mij spreken over hun kind.

Mijn moeder was een ongelooflijk nieuwsgierige en onafhankelijke vrouw. Het zal bij die tijd gehoord hebben dat zij alle aandacht aan haar gezin gaf. Elk kind kreeg de duidelijke boodschap: doe echt wat jij wilt. Ze had makkelijk carrière kunnen maken in wat zij zelf maar wilde. Een van mijn zussen deed een docent drama opleiding en zo raakte ik ook geïnteresseerd in theater maken. Op dat lyceum heb ik paar schitterende producties met jongeren gemaakt. Steeds was mijn insteek te vragen wat ze zelf wilden spelen, en dan kwamen ze vaak met een ‘verboden’ kant van zichzelf die in het dagelijks leven minder kans kreeg. Ik regisseerde al die elementen binnen een door mij bedachte verhaalstructuur. Stonden er bijna honderd jongeren de show te stelen! Mede dankzij dit soort ervaringen heb ik veel inzicht gekregen in de menselijke schaduwkanten. Dat heeft zeker bijgedragen aan mijn boek’.

Archetypes

Het lijkt duidelijk, Bertie Hendriks houdt van verhalen. Sterker nog, ze vormen de belangrijkste voedingsbron voor zijn boek. Archetypische verhalen vooral, want die raken aan wat voor ons mensen collectief is. Zowel jonge als oudere lezers ervaren daardoor een zekere herkenning: van een 19-jarige die plots inzicht krijgt in zichzelf en in wat zijn ouders of grootouders heeft bezield tot de 65-jarige die het boek aan zijn eigen bejaarde ouders geeft. Op die manier kunnen er gesprekken ontstaan en heb je een handvat om naar je eigen of elkaars leven te kijken. ‘Dagboek van de Ziel’ is als een reis langs de verschillende levensfasen: geboorte, kind, jongere, volwassene, oudere, dood. De laatste en zevende fase is de ‘Lege Ruimte’, waarin het mysterie van het leven wordt benoemd en geëerd.’

Het getal zeven

‘Mijn ‘voordenken’ voor dit boek begon al vijftien jaar geleden, maar in 2011 ben ik er echt voor gegaan. Op een van mijn reizen naar Kameroen heb ik in twee weken bijna alles eruit geknald. Toen duurde het toch nog drie jaar voor het helemaal klaar was. Het getal zeven, toch een soort oergetal, was belangrijk. In Genesis schiep God de wereld in zeven dagen, een week heeft zeven dagen, er zijn de zeven wereldwonderen. In de oosterse psychologie spreken ze van de zeven chakra’s. Het kruinchakra zou je kunnen zien als verbinding met wat ik de ‘Lege Ruimte’ noem, het wortelchakra met geboorte. In het boek sta ik stil bij de zeven verschillende levensfasen en ontdek je als lezer hoe de levenskracht uit deze perioden je huidige bestaan kunnen verlichten. En ook hoe ze je helpen je toekomst met vertrouwen tegemoet te treden. Als kind speel je in en met de wereld om je heen. Je bezit het vermogen helemaal in het moment te zijn, waardoor je leven steeds weer opnieuw begint. Als jongere zoek je het avontuur. Met moed en roekeloosheid betreed je de wereld van het onbekende. Als volwassene neem je met hart en ziel jouw plek in de samenleving in en als oudere laat je steeds meer los en leef je je wijsheid.’ 

‘Tegelijkertijd zijn er ervaringen van pijn en afwijzing die tijdens deze levensfasen je ontwikkeling kunnen beperken. Door met mildheid en begrip stil te staan bij deze verschillende fasen komt er levensenergie vrij, zicht op nieuwe kansen. Het is een blij makend gegeven dat het licht en de wijsheid van je ziel niet onomkeerbaar verdwijnt. Zij sluimert in je, als Doornroosje die gewekt wil worden. Eerst wilde ik elke fase ook nog indelen. Iemand loopt ergens tegenaan in het leven, en besluit naar zichzelf te gaan kijken. Hier ligt een nieuwe geboorte zou je kunnen zeggen. In de kindfase wil je dan onderdrukte gevoelens vormgeven. Als jongere wil je buiten grenzen gaan, schaduwen onderzoeken, je uitleven. Als volwassene zoek je naar toepassingen in eigen leven. Als oudere zie je de betrekkelijkheid van de maakbaarheid van het leven. En bij de dood is het probleem overleden. Cirkel rond. Maar dit zo toepassen op elke levensfase bleek toch wat teveel van het goede. ‘Verhaal’ vind ik een mooie metafoor voor iemands leven. Jij leeft je eigen mythe. Wie is de hoofdpersoon, wie zijn bijfiguren in jouw levensverhaal? Wat wil je dat meedoet in jouw verhaal? Hier kun je invloed op uitoefenen. Zo gaf ik laatst op het ITIP een opdracht tijdens een dromenworkshop: verzin een mooi eind aan je eigen droom. Dat gaf veel lucht en hilariteit, er kwam beweging in het verhaal van de deelnemers. Bovendien konden ze zo de regie nemen.’

Mee-resoneren

‘Als natuurkundige kan ik goed structureren. Mijn grootste trots met betrekking tot het boek is dat ik het echt ‘rond’ heb weten te krijgen. Alles in een schema heb weten te passen, in een model met vele lagen waarin de lezer kan mee-resoneren. Het gaat niet alleen om begrijpen, om intellect. In de illustraties, verhalen, gedichten en in voorbeelden uit de wereldliteratuur komt mijn theatrale kant aan bod, en het ervaren van schoonheid. Ook heb ik meditaties verwerkt in het eind van elke fase. Zo heeft mijn verbondenheid met boeddhisme vorm gekregen.’ Via de dochter van kunstenaar Frans Zwartjes stuitte Bertie op een schatkist vol tekeningen waar nooit iets mee gedaan was. Hij mocht grasduinen en vond vele schitterende illustraties. ‘Alles is heel mooi afgedrukt, Frans vindt het er fantastisch uitzien.’

Co-auteur Miriam Tirion-Ietswaart heeft een belangrijke rol gespeeld in het maakproces van het boek. ‘Miriam gaf eerst vooral feedback, later ging ze ook meeschrijven. Dat was best een moeilijk punt, want het is toch mijn boek, de geboorte komt uit mij. Toch is haar aandeel essentieel. Zij heeft vooral goed gesneden en opgeschoond. En hier en daar mildheid gebracht in mijn wat al te stellige formuleringen. Ook voorbeelden komen van haar. Uiteindelijk raakte alles vervlochten en is het boek van ons samen. Gelukkig kan ik goed inbreng van anderen integreren. Zo heb ik eens een 17-jarige dichteres horen voordragen uit eigen werk. Dat vond ik zo mooi dat ik deze Hanna Koppenaal gevraagd heb bij elke levensfase een inleidend gedicht te maken. Die kregen een plaats in het boek. Een prachtige bijdrage! Eigenlijk ben ik geen schrijver, in die zin blijf ik toch wat wiskundig aangelegd. Over elke zin ga ik nadenken. Klopt dit wel? En dan is schrijven best een zwaar geworstel. Ik zal ook zeker geen tweede boek schrijven. Alles wat ik wil zeggen, mijn hele levenservaring, zit hierin verwerkt.’

We nemen hartelijk afscheid van elkaar. Bertie Hendriks gaat inpakken voor alweer een reis naar Kameroen, waar hij sinds enige jaren jonge ondernemers helpt bij het verwezenlijken van hun dromen. ‘Nu aangekomen in mijn levensfase als ‘oudere’ denk ik na mijn werk bij het ITIP nog vaak naar Afrika te gaan. Ontwikkeling vind ik het mooiste, meest basale en meest sprankelende woord voor wat leven is. Door onze ontwikkeling als mens bewust ter hand te nemen, kan de beleving van wie wij zijn en de betekenis die wij hebben voor anderen steeds meer diepte krijgen.’


Rob Heiligers 

Meer over Bertie Hendriks: www.itip.nl

 

 

DE GEBOORTE VAN EEN OMA 
Interview Rob Heiligers met Rita Spijker voor VRUCHTBARE AARDE

In het begin van 2014 was ik aan het dagboekschrijven toen ik van mijn dochter hoorde dat ze zwanger was. Een ongelooflijke fijne verrassing waar ik helemaal niet op gerekend had. Ik merkte daarna dat ik steeds meer ging schrijven over onderwerpen rond die zwangerschap. Eigenlijk begon het met dat ik die titel bedacht: ‘De Geboorte van een Oma’. Al schrijvend meeleven met de komst van een kleinkind ging vanzelf.


Horizon

Het was al vroeg lente dit jaar. Ik ging heel vaak vogelen in de Oostpolder hier vlakbij Groningen. Daar had ik sterke ervaringen van leven, broeden, jongen, lawaai. Een explosie van nieuw leven die ook in de buik van mijn dochter aan de hand was. Dat vond ik ontroerend om mee te maken. Later begonnen ze volkomen onverwacht het bos voor en achter ons huis om te kappen. Het bos waarmee we leefden ging rij voor rij plat en dat vond ik verschrikkelijk. Het landschap waarin we al 17 jaar woonden veranderde plotseling. Tegelijkertijd ontstond er een nieuwe horizon, letterlijk. Vanuit mijn werkkamer zag ik hoe mijn uitzicht veranderde. Ik vond dat een perfecte spiegel van hoe de horizon binnen mijn familie aan het verschuiven was. Voorgoed. Eerder was dat al zo toen mijn ouders overleden en wij broers en zussen op de eerste rij kwamen te staan. De ouders waren gegaan, stonden niet meer voor ons. Nu beleefde ik het opnieuw heel sterk met dit kleintje in aantocht. Wij schoven naar achteren, achter ons eigen kind, achter de vader en moeder van ons kleinkind.


Schrijven spiegelt

Door te schrijven kom ik in een meditatieve staat. Daarom doe ik het ook zo graag. Omdat ik dan weinig denk. Ik zit lekker in het moment, heb geen lastige gedachten. Dat doet schrijven met me. Ik schrijf wat ik zie, wat ik hoor, wat ik voel. Als ik het daarna teruglees zie ik een verbeelding van meer, van veel meer aspecten uit mijn leven. Lezend over de ontluikende lente of over het bos dat langzaam verdwijnt, zie ik dat dat zich spiegelt in situaties rond mijn zwangere dochter. Alles is autobiografisch, het gaat over wat ik meemaak met al mijn zintuigen. Er worden rode draden zichtbaar, verbanden. In die zin brengt schrijven niet alleen verhalen aan het licht, maar legt het ook verbindingen die ik anders misschien niet gezien zou hebben. Dan krijgt mijn leven een gevoel van samenhang, van betekenis. Ik heb vier romans en een verhalenbundel geschreven, die mede voortkomen uit dingen die ik zelf heb meegemaakt. Maar het grote verschil is dat ik die belevenissen heb vertaald naar een fictief verhaal en verzonnen personages. In dit boek valt de aankomende oma 100% samen met mij. Ook mijn vorige boek Rauwe Dagen is autobiografisch. Hierin beschrijf ik de zes dramatische weken waarin zowel mijn moeder als vader zijn overleden. Heel zwaar en mooi om gedaan te hebben. Bijna elke week krijg ik mails van lezers die zich herkennen, zich getroost weten door dit boek. Mijn persoonlijk verhaal heb ik kennelijk zo beschreven dat het een universeel gegeven geworden is voor veel meer mensen. In dit oma-boek komt dat universele weer naar voren. Ieder mens wordt geboren. Oma’s hebben we allemaal.



Niet-twee

Al een tijd ben ik bezig met het lezen en bestuderen van advaita. Soms ga ik naar lezingen hier in de buurt, satsangs van verschillende advaitaleraren. Toen mijn dochter zwanger werd, kwam duidelijk een vraag naar voren. Wat is dat, leven? Wat is een mens? Wanneer ben je een mens? Bij de geboorte? Vanaf de bevruchting? Of al als een verlangen? Is er een ziel? En zo ja wanneer komt die dan? Op dit soort vragen geeft de advaita filosofie niet direct antwoord, maar wel is die zo prikkelend dat ik ga mijmeren over dat alles één is, of a-dvaita, niet-twee dus. In woorden is het niet te vangen. Is verlichting het ultieme doel van een mensenleven? Dat soort gedachten. En dat werkt dan weer door in mijn schrijven. Zo probeer ik vorm te geven aan vragen waar ieder mens mee rondloopt.


Schrijven is inademen, voorlezen is uitademen
Ik schrijf ook samen met anderen. Schrijfles om je schrijftechniek te verbeteren. Dat doe ik hier in Groningen wekelijks met een groep rond de ‘Schrijftafel’. Ook geef ik driedaagse schrijfworkshops op Schiermonnikoog, of volgend jaar op een boot op het Wad. Dan gaat het over ‘Levensverhalen schrijven’. De deelnemers krijgen opdrachten om te schrijven over aspecten van hun leven. De afgelopen keer ging het bijvoorbeeld over ‘het landschap van je leven’, en mensen daarin. En gebeurtenissen. In drie dagen kun je al heel veel doen in schrijfstijl en taalgebruik aanscherpen. Hierdoor gaan ze voor hun gevoel al veel mooier schrijven. Deelnemers komen er blij en geïnspireerd vandaan. En dan kunnen ze zelf verder met hoe ze over hun leven willen vertellen. Het is bijzonder om wat je schrijft ook voor te lezen. Nathalie Goldberg, mijn heldin qua creatief en autobiografisch schrijven, zegt hierover: schrijven is inademen, voorlezen is uitademen. In mijn workshops en bij het voorlezen uit mijn boeken merk ik dat dat echt zo is.

Overweldigende liefde
Pas later word ik echt oma. Als mijn kleinkind zich bewust wordt van mij, denk ik nu. Aan het eind van De Geboorte van een Oma vertel ik dat mijn dochter mijn gelijke is geworden. En dat vind ik een heel bijzonder inzicht. Dat mijn kind nu moeder is geworden. Daardoor kan ik haar beter zien als mens, en minder als mijn kind. Als ik haar baby zie stroom ik over van liefde. Mijn hart gaat zover open dat het haast pijn doet. En dat wordt nog gevoed wanneer mijn dochter het kindje zelf vasthoudt. Dat beeld is echt overweldigend. En dat herken ik van toen ik haar zelf als baby had. Je ogen er niet vanaf kunnen houden, het willen koesteren en beschermen. Zo lief! Daar over schrijven maakt het allemaal nog voller.


Fragment uit De Geboorte van een Oma:

Mijn dochter warmt groentesoep op en schept die in glanzend groene kommen. We eten haar soep, uit haar kommen, op haar bank. Op het oppervlak van mijn soep drijven vermicelliletters. ‘We hebben al een meisjesnaam’, zegt ze. Het lukt me mijn nieuwsgierigheid te bedwingen. Ik weet dat ze toch niet zal antwoorden. De bouillon is geurig en vol van smaak. Het is onmogelijk om op de vermicelliletters te kauwen; telkens als ik denk dat ik beet heb glibberen ze tussen mijn tanden door. Ik verzamel drie letters op mijn lepel. Een m, een a en weer een m. ‘Kijk,’ zeg ik, ‘jouw nieuwe naam.’ We lachen weer en lepelen onze kommen leeg. ‘Van de week had ik midden in de nacht zin in linzen’, zegt ze. ‘Als ik goed oplet, dan weet ik precies wat mijn lichaam nodig heeft.’ Ik knik en kijk naar haar. Net als ik deed toen zij een baby was. Kijken deed ik, onafgebroken kijken naar dat wezen dat uit mij was voortgekomen. De vrucht in mijn dochters buik is nu ongeveer zeven weken oud en twee centimeter lang. Ik ben een embryoma.


Vogelen

Ik hou ongelooflijk van vogels. Doe niets liever dan vogelen, door mijn verrekijker kijken. Dan verlies ik mezelf. Als ik vogels zie, houdt mijn denken op, ga ik op in het moment. Net zoiets als wanneer ik schrijf. Niet meer bezig met wat er eergisteren gebeurde of overmorgen zal komen. Vogels zijn het mooiste wat er is. Ze hebben vleugels, veren, kleuren. Zingen de prachtigste klanken. Zitten met elkaar te klooien. Ze worden blauwer, geler, roder in het voorjaar en dan komen er jongen. Met alle gedoe van dien. Ze verdwijnen en verschijnen, trekken weg, komen terug. De vorm van een ei vind ik ook zo mooi. Dat bronzen ei van Brancusi in het Kröller-Müller museum! Daar word ik helemaal stil van. De pestvogel is wel mijn favoriet. Dat is een dwaalgast, die komt hier maar zelden, alleen als het te koud is in noordelijke landen. Die heeft rode lakpuntjes aan de vleugelpennen. Een isabelkleurig borstje, verenkleed. En de geluidjes die de pestvogel maakt zijn net zo lieflijk als de pruttelgeluidjes van een pasgeboren baby.

Wonder
Het lijkt zo voor de hand te liggen, geboorte en dood. Veel mensen krijgen kinderen, of worden oma. Ouders sterven. Ik kan me intens verwonderen en verbazen over het leven. Hoe het allemaal gaat, hoe het eruitziet. Wat een wonder het eigenlijk is. En het allergrootste wonder is toch echt de geboorte van een kind. Daar heb ik woorden aan willen geven.

Rob Heiligers

Meer over Rita Spijker: www.ritaspijker.nl

 

 

 

DE HEILIGE BUXUSMOEDER EN 33 ANDERE BOMEN
Interview met Marjanne Huising, heggenheks en schrijfster voor www.Bewustzijnonline.nl .

 

Vanuit Assen ga je naar het oosten richting Rolde, over het Deurzerdiepje langs Boerderij Kamps en dan linksaf de Tumuliboslaan op. En inderdaad zijn hier tientallen tumuli te zien, de grafheuveltjes uit de ijzertijd liggen her en der verspreid tussen de bomen. Bij een parkeerplaats staat Marjanne Huising, schrijfster van DE HEILIGE BUXUSMOEDER EN 33 ANDERE BOMEN, al te wachten. Ze wilde hier graag afspreken voor ons interview, midden in een oud landschap in de Drentse natuur. Als we het bospad oplopen is er gelijk een enorme beuk die aandacht vraagt. ‘Zie je hoe die wortels zo kronkelend zichtbaar zijn? Dat doen beuken altijd, hun wortels blootgeven, ze staan niet helemaal op de aarde. Er zit iets verhevens in een beuk’.
Verderop zijn nog meer tumuli en staat er ook een uitnodigend bankje met uitzicht op een ven. We zijn op de Kampsheide en het vennetje stamt uit de ijstijd. Zo’n oud gat in de grond blijkt een hele mooie naam te hebben: een pingoruïne. Kortom een ongerept gebied, en natuurlijke historie alom. Marjanne plukt wat jonge berkenblaadjes en stopt die in een thermoskan met heet water. De verse berkenthee staat te trekken, het gesprek kan beginnen.

 

‘Als kind had ik niet veel met bomen. Ik ben in Amsterdam opgegroeid in een straat met drie-hoog-huizen. Daar had je alleen maar een ‘prikkelbosje’ voor de deur. Alhoewel, en een plataan dus, die was ik eigenlijk vergeten. Daarvan heb ik heel lang gedacht dat het een verzonnen vriendje was. Maar dat beeld van die boom van vroeger kwam bij het schrijven van het boek weer terug’.
Achterin DE HEILIGE BUXUSMOEDER staat een sprookjesachtige vertelling van en over Marjanne zelf. Bij haar ouderlijk huis stond een ‘troostboom’. Na het nodige lief en leed meegemaakt te hebben, ging ze veel later eens op zoek naar die boom, en het bleek een plataan. De boom gaf ook nu troost en maakte het onbezorgde kind weer in haar wakker. En zo is het fraaie bomenboek uit de plataan voortgesproten.

 

Heggenheks
Eerder schreef ze over kruiden in het gezondheidsblad Santé. Daaruit ontstond haar eerste boek bij UITGEVERIJ A3: KRUIDENWIJSHEID. Over meer dan vijftig kruiden die in onze omgeving te vinden zijn biedt ze informatie: over het kruid zelf, de geneeskracht ervan, bij welke klachten je het kruid kunt inzetten. Bovendien geeft ze aan hoe de spirituele kracht van een kruid zich kan verbinden met je innerlijk weten, iets waar de meeste kruidenboeken geen aandacht aan geven. ‘Ik ben niet voor één gat te vangen qua benaming. Wicca en druïdes heb ik bestudeerd. Uiteraard is de natuur leidend. De heggenheks (hedgewitch) spreekt me dan nog het meest aan. Dat waren veelal individueel opererende mensen die genezing of raad gaven, of ‘reizen maakten’ voor mensen. Ze woonden vaak bij de haagbeuk aan de rand van een dorp. Sjamanisme trekt me ook, maar ik ben niet zo streng in de leer. Ga liever mijn eigen gang. Alle visualisaties uit het boek zijn wel met hulp van een speciale wilgenhouten drum tot mij gekomen trouwens. Die helpt me echt bij het trancereizen. Als kruidenvrouw maak ik bijv. tincturen, waarin ik ook energie meegeef. Er zitten dan meerdere trillingen in. Dat vind ik belangrijk, dan werken die natuurmiddeltjes beter. Dit doceer ik ook in workshops. Wat zit er achter een klacht? Dat speelt altijd mee. Mooi dat dat allemaal weer wakker wordt en mag meedoen in onze tijd’

.

De Heilige Buxusmoeder?
‘Die buxus was een van de eerste visualisaties die ik deed. Ik heb eigenlijk niks met zo’n buxus. Ooit was ik hovenier en alleen maar bezig zo’n struik kort te houden. Totdat ik eens een echte buxus in volle glorie tegenkwam bij een oud landhuis. Door me erop af te stemmen ontving ik informatie. Zo verscheen er een wit licht omheen, en een oosters vrouwbeeld met een hand naar de hemel en een hand naar de aarde. Dit gaat over het doorgronden van lijden en lichtheid, over mededogen voelen en dit uitdragen. Buxus staat voor vrede, licht, helderheid. Dus dat vertelde deze volgroeide boom mij. En wij deze kwaliteiten maar snoeien en korthouden. Zegt dat iets over deze tijd? Ik móest dit boek schrijven. Over bomen, over deva’s, over de levensboom. We kennen natuurlijk Ygdrasil, de levensboom uit de Noorse mythologie. Maar elke boom kan in mijn visie een levensboom zijn. En dat kan dus ook door een herinnering aan een boom, zoals mijn plataan. De levensboom ben je zelf, en die boom die je kiest of die jou kiest is een spiegel met bepaalde kracht en energie en betekenis. Net als zonet bij die beuk. Hoe geworteld zijn we nu eigenlijk? Zo spiegelt de natuur jouw natuur. Vaak heb je al een boom bij je. Het kan ook zijn dat een boom zich aandient. Bijv. dan eet je een tijdje veel appels. Wat wil dat zeggen? Dan kan mijn boek een leidraad zijn. Ook kun je ermee orakelen, sla het boek open en zie welke boom zich toont, met welke inhoud? Zo wordt je eigen natuur weer wakker, ben je deel van de natuur’.

Plots vliegt er laag een ooievaar over ons heen, zweeft boven het vennetje en duikt aan de overkant achter een bomenrij. We zijn even stil. Wat wordt er nu geboren, spiegelen we wat later lachend. Op zijn minst dit interview, en er wordt nog maar wat berkenthee ingeschonken. In haar boek worden verschillende aspecten van een boom belicht, van feitelijkheden en geneeskracht tot visualisaties en opdrachtjes. Daadwerkelijk iets doen met wat je aangereikt wordt is daarbij belangrijk. Niet alleen de informatie tot je nemen, in je hoofd ermee spelen. Het is geen ‘doorleesboek’, daarvoor komt er teveel tegelijk op je af.

Oogstrelend
‘Ik ben een echte beelddenker, dus de teksten zijn compact en praktisch vooral. Je moet er iets mee kunnen doen, zo zit ik in elkaar. Adrie Beijen van uitgeverij A3 heeft mijn teksten geredigeerd tot zoals ze nu zijn. Daar ben ik heel blij mee. Ook met de kleurige vormgeving en die mooie kunstplaatjes. Een rijk en oogstrelend boek is het geworden, al zeg ik het zelf’. Bijzonder is dat op sommige foto’s de energie van een boom is te zien, als een ‘bovennatuurlijk’ verschijnsel. Zo staat op de voorkant een eik bij een hunebed, het oeroude Drentse graf bij uitstek. Aan de voet van de boom is in licht een diamantvorm te zien, met een paarse gloed erboven. Mooi gevangen door fotografe Jenny Boxem. En zo zijn er meer energetische boombeelden.

‘Bomen zijn in mijn leven gekomen toen ik ergens in mijn dertiger jaren in een diepe depressie zat. Ik was letterlijk vergroeid met mijn driezitsbank thuis. Een vriend van mij was hovenier en die heeft me het huis uit naar buiten getrokken. Al dat gesleep met takken, al dat snoeien en harken heeft me zo goed gedaan. Daar ben ik hem nog steeds dankbaar voor, dat hij mij echt heeft gezien toen. Door vooral ook de seizoenen lijfelijk te ervaren kwam ik geleidelijk weer bij mijn eigen natuur’.

Puur kind
‘Ik ben een stadskind uit Amsterdam. Met de tram overal heen, op straat spelen en rond de prikkelbosjes rennen dus. Op mijn achtste verloor ik mijn moeder. Verschrikkelijk, dat heeft zoveel impact gehad. Mijn eigen dochter is nu negen. Als ik me dat toch voorstel, zo’n verlies. Dan is mijn depressie op latere leeftijd misschien ook niet vreemd geweest? Mijn dochter is heel puur, een soort engeltje. En het is zo mooi om mee te maken dat al die gevoelige kwaliteiten van haar nu mogen blijven, er mogen zijn. Zij heeft het geluk dat wij als ouders dat koesteren. Vroeger moest je je gedragen, was er geen ruimte voor de onzichtbare wereld in en om ons heen. Ik tover veel met haar, gooide vroeger al energieballetjes door de kamer toen ze kleuter was. Vorig jaar vertelde ze dat ze eigenlijk een sjamaan is (en jij ook hè Mam). Dat woord had ze net gehoord van iemand. Ze heeft ook allerlei herinneringen aan vorige levens. Die zijn ter beschikking bij haar, dat krijgt ze mee. Zo zie ik zelf soms bomen thuis in de huiskamer of ergens anders, bomen die daar ooit hebben gestaan? Wellicht lopen al die levens parallel in de non-tijd, het eeuwige nu? Over heksen gesproken, ik vroeg haar eens of ze ook herinneringen had aan nare verhalen als heksen op de brandstapel of zo. Dan wordt ze even stil en zegt dan: Nee ik geloof dat ik er toen niet bij was, maar jij wel hè Mam? Zo leeft zij hier heel natuurlijk mee en dat hou ik wakker. Gelukkig is mijn partner meer een nuchtere en aardse boom. Dat houdt elkaar goed in balans. Zo heb ik dus ook nog een wandelende boom in huis, haha. Laatst na een storm voelde onze dochter mee met het leed van omgevallen bomen. Daar gaat ze dan werkelijk in mee met dat sterven (ze hebben écht gevoel Mam, mensen denken van niet maar dat is wél zo). Ik ervaar dat niet zo. Bomen weten dat je er bent. Zij belééft zo’n contact, niet direct in woorden trouwens (dat snap je toch wel hè Mam, woorden kunnen dit niet zeggen)’.

Zo is er een nieuwe generatie in aantocht die als vanzelf dergelijke natuurlijke wijsheden weet te integreren. Een hoopvolle blik in de toekomst in deze turbulente tijden! Na het uitstrooien van de theeblaadjes, het beklimmen van enkele grafheuvels en het bewonderen van een paar majestueuze bomen aan de rand van de Kampsheide nemen Marjanne Huising en ik hartelijk afscheid van elkaar. Een mooie ontmoeting met een echte heggenheks, vlakbij de Tumuliboslaan tussen Assen en Rolde.
Dank Marjanne! En DE HEILIGE BUXUSMOEDER is een aanrader.

 

 

 

 

Een interview met Jacqueline Kaptein, artistiek leider van Cliniclowns Nederland voor VRUCHTBARE AARDE

DE CLOWN ALS LEVENSKUNSTENAAR

 

Met een hartverscheurende mimiek onthult ze een stukje van de eenzame ziel die elk mens in essentie is – zo schreef een recensent twintig jaar geleden over de solo-clownsvoorstelling Ode aan Verlaten Zielen van Jacqueline Kaptein. Voor het blad Moderne Clowns interviewde theatermaker Rob Heiligers zijn collega destijds in de stationsrestauratie van Groningen. Prachtige observaties over een vrouw die intens in de wereld rondblikt. Hoe gaat het haar nu? Een dubbelinterview. Ook nu weer in een stationsrestauratie, en dan ook nog op een perron dat in de verte doet denken aan Perron 9 ¾ uit de Harry Potter verhalen. Theatermaker Rob Heiligers en Bart Hommersen schoven hun interviews met de huidige artistiek directeur CliniClowns Nederland in elkaar. “Ik wil zo graag dat er iets openblijft.”

 

We hebben afgesproken op perron 4/5 van Station Amersfoort, in een Italiaans restaurant dat eveneens 4/5 heet. Om de sfeer nog wat te verhogen komen er zo’n twintig Italiaanse toeristen binnen die luidkeels en geanimeerd het menu bespreken. Treinen rijden af en aan. Hoog aan het plafond hangt een enorme grijze vilten olifant, zwijgend en wel. Een Fellini-achtige filmset.

Jacqueline Kaptein komt plots binnenvallen met haar bijzondere motoriek, we begroeten elkaar hartelijk. Het is alweer zo vele jaren geleden dat we samen les gaven op een theaterschool in Leeuwarden. Haar nieuwsgierige ogen kijken tegenwoordig door een metalen brilletje, en ze heeft een zwart hoedje op. Dat clowneske hoedje blijft het hele interview op, rossige krullen piepen er onderuit. Na enige smeuïge adviezen van de ober kiezen we beiden voor Asperges Valle d’Aosta, een lekker vooruitzicht. Zij neemt er een rosé bij en ik een rode wijn, er staat een fles bronwater, ons gesprek kan beginnen.

Zeventien jaar geleden interviewde ik Jacqueline ook al eens, die keer in de stationsrestauratie van Groningen. Toen stond het verhaal in het blad Moderne Clowns dat in een oplage van vijfhonderd vooral werd gelezen door insiders, de Nederlandse clowns zelf dus. Van clown Fratelli Fiasco tot onze welbekende Herman van Veen en Paul van Vliet, alle zogeheten moderne clowns lazen dat onvolprezen blaadje!

 

Herinner je je nog het moment dat de clown in je leven kwam?

“Ja, dat was in Nijmegen. Ik was Rechten gaan studeren omdat ik niet naar de toneelschool durfde. Op een dag liep ik het Nijmeegse theaterpodium Doornroosje binnen met de vraag of ik daar geen mimecursus kon doen. ‘Loop de trap maar even op,’ zei de conciërge. ‘Daar is net een docentenvergadering bezig.’ Ik klop op een deur, steek mijn hoofd naar binnen en zeg: ‘Hallo, ik wou even vragen of jullie ook aan mime doen.’ Aan tafel zit een man met krulletjes die een tijdje naar me kijkt en dan zegt: ‘We doen ook clowns, hoor.’ Alsof er op dat moment een knop om ging! Poing! Ik wist meteen: ‘Ja, die clownscursus ga ik doen’.”

 

Theezakje

In je latere solovoorstelling rond het clownspersonage Böwö stond je op het eind met niet meer dan een theezakje op het podium.

“Als er iets eng is, is het wel alleen op zo'n toneel staan trouwens. Het was trouwens een mango theezakje. Ik wist van tevoren dat ik iets in die richting wilde doen. Maar wat? En dan blijk je na veel uitproberen, op willen geven en toch nog maar weer doorgaan, uit te komen op het wonder van een theezakje dat uit zijn omhulsel valt en op je adem begint te zweven. Ik zette er muziek onder, het liefdeslied Morgen van Strauss, en op de maat van de muziek ging dat theezakje op reis. Ineens was ik beland in een verhaal over leven en dood.

“Bij een van mijn Groningse voorstellingen zat de tuinfilosoof Rob Leopold in de zaal. Na afloop stuurde hij me de mooiste brief die ik ooit van iemand heb ontvangen. Een paar dagen daarna kwam ik hem toevallig in Groningen tegen bij de kapper. Hij nodigde me uit bij hem en zijn vrouw te komen eten. Voor de maaltijd maakten we nog een wandeling door de tuin, waarbij hij een hele bos blauwe bloemen voor me plukte. Later heb ik ook van anderen begrepen hoeveel zielencadeautjes die man wel niet rondstrooide. Eigenlijk ook een clown.

“Je ziet dat ook bij kinderen: die onvoorwaardelijkheid. Kijk eens hoe intens een kind samen met papa op het station kan staan wachten op mama, of omgekeerd. Hoe dat kind helemaal aanwezig is, zonder gene. Of misschien met een klein beetje gene – wat het nog spannender maakt. En precies dát typeert een clown, die er ook zo helemaal is. Niet een beetje aanwezig, maar totaal.”

 

Wat is voor jou eigenlijk een clown?

“Een clown is een wonderlijk wezen. Een uitvergroot kind – dat altijd positief is, dat op alles 'ja' zegt en in wiens aanwezigheid alles er mag zijn. Een clown is een wezen dat niet oordeelt en voor wie niets vanzelfsprekend is. En hoe mooi is dat?”

 

Blijft die niet-oordelende clownskwaliteit eigenlijk nog een tijdje bij je nadat je de clownsneus hebt afgezet?

“Ja, dat klopt, die blijft. Als ik een goede clown ben geweest en dan naar buiten loop, ben ik nog in die zijnstoestand. Het is een kwaliteit van zijn, van openheid en ruimte, die nog een tijd bij je blijft. Je komt het ziekenhuis uit en je bent nog in die zijnstoestand van niet-oordelen.

“In de Groene Weg winkel sta ik even later tussen mensen die net van hun werk komen, en tussen vijf en zes nog snel even dit of dat in huis willen halen – die gehaast zijn. En dan realiseer je je ineens dat jij geen enkele haast hebt. Je ziet het allemaal om je heen gebeuren. Je kunt zelfs zeggen: 'Gaat u maar voor, hoor.' Het heeft iets volkomen vanzelfsprekends: 'Gaat u maar voor.' He verkeert in een staat van openheid. Als clown ben je schoon. Je bent open. Liefdevol.”

 

Verbeelding
Sinds een aantal jaren is Jacqueline Kaptein artistiek leider van CliniClowns Nederland. Een organisatie die op allerlei plekken kwetsbare kinderen ondersteunt met de hulp van verbeeldingskracht. Door mee te huilen, mee te lachen, mee te spelen met het lief en leed wat patiëntjes allemaal doormaken. En dat wordt in ziekenhuizen en zorginstellingen zeer gewaardeerd.

Jacqueline: “Als je bedenkt wat een clown kan betekenen voor anderen, wat hij aan energie kan geven… Het plezier, het lachen en de ontroering die hij meebrengt. Denk aan een ziekenhuiskamer waar vaak zoveel spanning is en waar je even iets kan oplichten... Ja, ik heb soms zo'n enorm gevoel van achting voor het clownspersonage.”

Even is ze stil, dan zegt ze: “Een clown verlangt niets – claimt niets, dwingt niets af. Hij is zonder verleden en zonder toekomst. Het enige dat hij meebrengt is het hier en nu. Alleen maar hier en nu. Hij creëert als het ware gewijde tijd. In die zin heeft het clownschap wel iets weg van mindfullness.”

En: “Als cliniclown moet je bovendien heel alert zijn en echt in een split-second in staat zijn je omgeving te lezen: de emoties, de sfeer in een ruimte; de gemoedstoestand van een kind. Opmerken dat de moeder er doorheen zit. Of – omgekeerd – zien dat moeder en kind heel dicht bij elkaar zijn. Weten dat je nu niet naar binnen moet gaan en ze beter even alleen kunt laten. Je komt later wel terug.”

Als artistiek leider van CliniClowns bewaakt Jacqueline de artistieke kwaliteit van de medewerkers. Ze selecteert, geeft richting, luistert, schoolt en organiseert clownstrainingen – van het ontwikkelen van hun muzikale kwaliteiten tot het optimaal communiceren met artsen en pedagogisch medewerkers. Daarnaast speelt ze op de woensdagochtenden nog steeds zelf als clown Böwö – om voeling te houden met het werkveld.

Rode clownsneus

Ze kijkt me aan en neemt onverwacht mijn houding over. Allemachtig, zit ik zo in mijn stoel? Het lege koffieboekje tamelijk onnodig in de hand. Alsof ik in een spiegel kijk. Ze zegt: “Het kan mij persoonlijk heel erg fascineren hoe iemand zit, hoe jij je kopje vasthoudt, hoe iemand een geluidje maakt, hoe de ober aan komt lopen. Ik kan over zulke kleine dingetjes werkelijk kinderlijk verbaasd zijn.”

Begin jaren zestig was Patch Adams, ‘arts in opleiding’ (wellicht beter bekend van de ontroerende film Patch Adams uit 1998 met Robin Williams) van mening dat de gezondheidszorg meer omvat dan alleen ziektebeelden en medicamenten. Hij benaderde zijn patiënten op clowneske wijze. Met liefde, aandacht en zorg doorbrak Adams de manier van werken die tot dat moment in de medische wereld gebruikelijk was. Als dokter speelde hij een clown. Michael Christensen draaide de rollen om. Hij werd de eerste professionele clown in een ziekenhuis. Op uitnodiging van een arts speelde hij in New York op de kinderafdeling.

Wereldwijd wordt op dit moment het ‘ziekenhuis-clownen’ in veertig landen uitgevoerd. Begin jaren negentig waren ook Nederland en België aan de beurt. Stuwende kracht in de Amsterdamse beginjaren was kinderarts Tom Voûte (1936-2008), voormalig hoofd afdeling Kinderoncologie. Alleen in Nederland zijn er al zeventig clowns actief in honderden ziekenhuizen. Met nog twintig in België.

De cliniclowns zijn er voor een klein magisch moment met grote betekenis. Waar ziekenhuizen en zorginstellingen zich richten op hun kerntaken, zorgen de clowns voor afleiding en plezier. Ze gaan mee met de fantasie van het kind. Dat heeft een heilzame werking en daar geniet de omgeving van mee.

“Clownerie heeft op zich niets te maken met grappig zijn,” wil Jacqueline Kaptein nog wel even duidelijk stellen. “Althans, zo geldt dat voor mij. Het wezen van de clown is vooral fijn om bij te vertoeven. Een clown neemt de tijd om naar dingen te kijken. Hij maakt ruimte voor verwondering. Er is spontaniteit. Een clown vergroot dingen uit – maakt dikker of dunner, versnelt of verlangzaamt. Je denkt dat hij iets wil gaan zeggen, maar dan hapert zijn stem en neemt hij gas terug.

“Dan zie je een ernstig ziek of angstig kind ineens in de lach schieten. Plotseling komt iets van de oude energie terug. En dat is helend. Voor ouders en kind. Je kind te zien lachen in bed, terwijl het al die tijd zo gespannen in bed heeft gelegen. Of de moeder schiet in de lach – wat weer een effect heeft op het kind.”

 

En de melancholische kant die clowns nogal eens lijken te hebben?

“Ja, melancholie helpt om iets meer in het gevoel te zakken. Maar een goede clown pakt alle kleuren – het sanguinische, het melancholische, het cholerische en het flegmatische. Zolang het maar licht blijft. Een clown moet je eigenlijk altijd doen glimlachen. Hij brengt een zekere gekte mee – zeg maar: het speelse van een kind.”

 

Een veertje
Terwijl we van onze smakelijke asperges genieten begint haar telefoon trillen op de tafel. “Dit is zo’n uitdagende en drukke baan. Wacht even, nu komt Amerika weer binnen.” Even later: “Ik heb reizen altijd heel leuk gevonden. Het liefst wilde ik vroeger timmerman geworden, dan kan je overal werken, dacht ik. Als clown blijkt dat dus ook te kunnen, haha. Nu maak ik reizen langs zusterorganisaties die ook met clowns werken, zoals Rote Nase in Oostenrijk en Rire Medécins in Frankrijk.

Kan de clown eigenlijk ook iets betekenen voor vluchtelingenkinderen?

“Ja, ik weet zeker dat we iets kunnen doen. Van onze collega's in Oostenrijk, waar veel vluchtelingen aankomen, horen we steeds opnieuw hoe belangrijk het is om vluchtelingenkinderen een gezonde menselijke relatie te laten ervaren. Een gewoon, oprecht contact is al zo belangrijk. Gewoon even bij die kinderen zijn, een veertje in de lucht blazen. Kleine dingetjes die een kind helpen weer adem te halen. Nu alleen even met mij bezig te zijn met een veertje of een gebaartje – waar we allebei plezier aan beleven. Niemand die het ziet! Van niets iets maken.”

Jacqueline vertelt in 2011 en 2012 op bezoek te zijn geweest bij Israëlische collega’s. “In Israël spelen ze niet alleen op de afdelingen waar kinderen verblijven, maar ook rondom medische behandelingen. Ik zag in Israël een kind in een revalidatietraject. Ze kon haar arm niet goed omhoog krijgen. Op een gegeven moment waren clown en kind aan het juichen en joelen tegen de therapeut en daarbij tilde dat kind haar arm al best hoog op. Een mooie samenwerking tussen therapeut, clown en kind. De speelse aanpak had effect. In Nederland zijn we nu een samenwerking gestart met revalidatiecentrum Groot Klimmendaal in Arnhem.”

 

Pretoogjes
Jacqueline: “Ja, wat een kracht schuilt er niet in verbeelding. In onze fantasie kan alles. Ik twijfel zo vaak en aan zoveel in het leven. Soms ook aan mijn eigen vermogens. Ik twijfel of we met zijn allen wel in staat zijn iets werkelijk ten goede te keren in deze wereld. Ik twijfel aan het bewierookte fenomeen van de groei-groei-groei-gedachte – de zin van het almaar meer-meer-meer. Ik twijfel aan alles. Het gevoel dat het misschien allemaal onzin is waar we in het dagelijks leven zoveel energie in steken... Maar geen moment twijfel ik eraan dat er meer is tussen hemel en aarde – dat er méér is dan ik met mijn ogen kan zien; ook al zijn er momenten dat ik de verbinding even helemaal kwijt ben.”

 

Je hebt in ons gesprek vaak het belang van het kind aangestipt. Het kind-in-ons. Het kinderlijkspeelse. Komt dat kind in onszelf wellicht ooit tot rust? Verdwijnt het belang van het kinderlijkspeelse misschien op een gegeven moment – bij het ouder worden?

“Integendeel. Ik denk dat veel mensen het kind in zichzelf veel te vroeg hebben uitgezet. Ik wens het iedereen toe dat ze van die pretoogjes mogen houden als je bij iemand als Astrid Lindgren zag – de Zweedse schrijfster van de Pipi Langkous boeken. Zo'n oude, wijze vrouw in wie het kinderlijkspeelse altijd ‘aan’ is gebleven.

“Ik zie het bijna als mijn missie het kind in iemand ‘aan’ te zetten. Kijk eens naar het enthousiasme van een kind. Ze hebben iets gezien of iets meegemaakt, en dan willen ze die ervaring met je delen. Volgens mij is het zo wezenlijk voor de mens om met zijn innerlijke kind verbonden te blijven. Ik wens iedereen dat vermogen toe om vanuit kinderschoenen te blijven luisteren en kijken.”

 

Verbinding
Dan neemt ons gesprek een bijzondere wending. Jacqueline vraagt mij of ik nog wensen heb. Wie zou ik nog meer willen interviewen? We hebben het over Herman van Veen. Dat clowneske fenomeen speelt al vijftig jaar in vier talen in zalen overal ter wereld! Maar Herman heeft het in deze maanden wat te druk met zijn tournee en de festiviteiten rond zijn zeventigste verjaardag. Maar hem zouden we allebei nog wel eens uitgebreid willen praten. Wie weet komt dat er nog eens van.

Ook opper ik grijnzend dat ik best eens voor Vruchtbare Aarde naar Brazilië zou willen, om de wonder-genezer Joao de Deus (‘John of God’) te zien en te spreken. “Joao de Deus!” zegt Jacqueline verwonderd. “Echt waar? Daar ben ik vier keer geweest! Dat jij hem wil zien, nou zeg!” Ze vertelt hoe bizar ze het vindt dat ik hem nu uitgerekend in dit interview noem. “Nooit eerder is iemand in Nederland met mij over hem begonnen.”

Ze laat haar ketting van roze kwartskristallen zien die ze uit Brazilië heeft meegenomen. En vertelt dat ze geregeld thuis op een zogeheten kristalbed ligt, ook daarvandaan. Een bed dat haar ontspant en rust geeft in haar drukke leven. Ze heeft ‘van jongs af aan al iets met stenen’. Er is ook in dit opzicht meer tussen hemel en aarde dan wat direct verklaarbaar is. Hoe mooi en toevallig dat ik nu uit de eerste hand ga horen hoe het toegaat bij deze Joao de Deus. Hoe is Jacqueline eigenlijk bij hem terechtgekomen? En zie ik die olifant nu echt even knipogen, daar boven ons hoofd?

 

Klapband
Voor ze van wal steekt over de bijzondere belevenissen die ze meemaakte in Brasil, wil ze eerst nog een paar andere momenten in haar leven noemen. “Dat zijn toch mijlpalen in mijn leven, die mij in een bepaalde richting geduwd hebben.

“Toen ik net voor de CliniClowns werkte kreeg ik op weg naar een gesprek op de toneelschool in Arnhem een klapband. Een ongeluk dat een enorme impact op me heeft gehad. Toen ik wakker werd, lag ik in het ziekenhuis van Apeldoorn. Het eerste wat ik vroeg: Ga ik dood? Nee, zeiden ze, want je ligt niet op intensive care. Tweede vraag: Heb ik iemand gedood? Ook dat was nee. Toen kon ik enigszins gerust daar liggen.

“Een langdurig herstelproces volgde. Als je ineens zelf in een ziekenhuis ligt, maak je van alles mee. Dus toen ik later als clown een meisje tegenkwam met net zo'n enorm litteken als ik destijds had, en dat meisje me haar litteken liet zien, kon ik dat zo meevoelen.

“Net toen ik het gevoel had mijn leven weer enigszins op de rails te hebben, belde mijn oudste zus. Ze was terminaal ziek. Of ik iets voor haar, haar man en haar drie kinderen kon betekenen? Ik heb alles afgezegd, heb mijn tas gepakt en ben naar haar toe gegaan.

“Een paar maanden lang ben ik heel dichtbij haar en ook bij haar kinderen, en haar man geweest. In die tijd heb ik veel gehad aan het boek De Intieme Dood van Marie de Hennezel – wat ik iedereen kan aanraden. Zij schrijft heel indrukwekkend over de processen waar stervende mensen doorheen gaan, en hoe zij dit zelf heeft meebeleefd. Ik werd in die laatste fase van het leven van mijn zus zo geconfronteerd met de essenties van het leven. Al je zintuigen staan op scherp.

“Na haar overlijden, en weer terug in Groningen, kreeg ik last van mijn buik. Ik werd opnieuw geopereerd. En toen eindigde ook mijn relatie nog. Ik zocht hulp in de meer alternatieve hoek. Eerder had ik mezelf al geschoold in energetisch werk. Daarbij was ik in aanraking gekomen met AuraSoma. Flesjes gevuld met twee kleuren vloeistoffen.

“AuraSoma gaat ervan uit dat kleuren een diepe invloed hebben. Op onze lichamelijke gezondheid, maar ook mentaal en spiritueel. Ik heb me daarin verdiept en vind het een heel mooie aanpak. Ook heb ik veel baat gehad bij Ayurvedische behandelingen.

“En toen kwam Joao de Deus op mijn pad. Een goede vriendin vroeg of ik met haar meeging naar Brazilië. Eerlijk gezegd was ik een en al reserve. Het gevoel: ‘Wie ben ik om daar tijd en aandacht te gaan vragen?’ Maar ik besloot mee te gaan voor de ervaring. [TUSSENKOP] Abadiana “Deze John of God, of Joao de Deus in het Portugees, is een wereldberoemd medium. Er werken werkelijk wonderbaarlijke krachten door hem heen die een genezend effect hebben. Ik heb het zelf zien gebeuren en ook mogen ervaren. Van overal ter wereld komen mensen naar dat dorpje Abadiana, nabij de hoofdstad Brasilia, om genezing te vinden. Onlangs maakte Oprah Winfrey nog een documentaire over hem.

“Nu al veertig jaar behandelt deze man, bijgestaan door vrijwilligers, miljoenen mensen. Gratis, je kunt een donatie achterlaten. Tegelijkertijd gaat het leven daar gewoon door, het is een dorpje, het is Brazilië. Dit soort dingen lijken daar bij het leven van alledag te horen.

Bij mijn tweede bezoek, een jaar later, wilde ik – als de gelegenheid zich zou voordoen – graag, in plaats van de meer gangbare spirituele operatie, een visuele operatie. En liefst publiekelijk op het podium, zodat iedereen het kon meemaken. Ik wilde anderen laten zien wat deze man doet.

“Hij, of liever gezegd de spirituele krachten die door hem heen werken, ging met een mes in mijn buik. Zonder verdoving en ook zonder dat het veel pijn deed. Zelf was ik in een soort trance. Daarna werd ik in een hospitaaltje op een bed te rusten gelegd.

De energie die daar hangt! Zo puur! Zo liefdevol. Iedereen draagt witte kleding. Net alsof we 2000 jaar terug in de tijd zijn, bij de Essenen. Het is allemaal nauwelijks te bevatten. Ik heb daar wonderen gezien, ongelooflijk. Ik ben daarna nog twee keer geweest en dat heeft me enorm goed gedaan. Ik beschouw die plek echt als mijn meditatieoord.”

Italiaans taartje

Na dit indrukwekkende verhaal is het even stil aan tafel. De ober komt een specialiteit aanprijzen als toetje. Een Italiaans taartje waar chocola uitstroomt als je erin prikt, met ijs erbij. Dat lijkt mij lekker, en Jacqueline krijgt een lepeltje om een hapje mee te kunnen peuzelen.

Ze zegt: “In 2010 ben ik gevraagd of ik artistiek leider wilde worden van CliniClowns. En daar zit ik nu middenin. Het is soms echt een hogedrukketel. Gelukkig hebben we een goed team van mensen. En wat me af en toe ook helpt, is een boek dat ik las van Koningin Noor van Jordanië over haar man. Hoe zij weet te laveren tussen alle belangen aan het Jordaanse hof. En hoe hij om te gaan met weerstanden. Je de dingen niet persoonlijk aantrekken en zo. Twee stapjes achteruit, drie vooruit, pas op de plaats, etc. Bewonderenswaardige mensen!

“Ook hoor ik in mijn huisje aan de rand van Amersfoort soms een leeuw brullen – uit de dierentuin. Dat geluid draagt wel zeven kilometer ver. Een brul van jewelste. Ik ga er vaak even heen en laadt mij op aan dat fantastische geluid!

“Ik hou van verfijning – van zoeken. Zeker als we nieuwe dingen ontwikkelen. Op dat soort momenten word ik scherp, ben ik een purist. Maar ik ben ook een nar, een zot, een dwaas. Die twee kanten in mezelf kan ik in deze baan helemaal uitleven. Alles begint altijd met verwondering, met de verbazing over het leven dat we leven.”

Ze schuift haar hoedje wat opzij. Die blijkt ze gekregen te hebben van clown Michael Christensen in New York. Zo speelt van alles mee in en om haar heen, van littekens tot hoedjes. Haar clownsneus heeft ze nog laten zegenen door Joao de Deus.

“Ja ja, ik ben een clown met een blessed red nose,” lacht ze. “En weet je wat? Je hebt door dit interview met me af te spreken toch iets in me wakker gemaakt. Mijn clownsnaam Böwö komt uit een klankgedicht van Kurt Schwitters, de Ursonate. Ik ben aan het kijken of ik dat niet wil gaan vormgeven en uitvoeren.” Ze kijkt me glunderend aan terwijl ik mag meelezen. ‘Beeeee bö fö böwö fümmsbö böwörö fümmsböwö böwörötää fümmsböwötää böwörötääzää…’ We zijn benieuwd!”

 

Tapdansje
Wat een bijzonder gesprek hier op perron 4/5 met deze hartelijke vrouw. Regulier en zogeheten alternatief werken in Jacqueline Kaptein mooi samen – zijn doorleefd en geïntegreerd. De clown en de healer mogen er allebei zijn. En daar hebben velen baat bij.

Terwijl ik snel afreken om mijn trein terug naar Groningen te kunnen halen, maakt de grote vilten olifant een grappig tapdansje in de lucht. Jacqueline zwaait me glimlachend uit, met een glas rosé in haar hand. Alle Italianen proosten mee, en zijn zelfs even stil. Wat de verbeelding niet vermag...

Dankjewel Jacqueline voor je ontboezemingen, het ga jou en CliniClowns Nederland goed!


Tekst: Rob Heiligers en Bart Hommersen

 

Website: www.cliniclowns.nl (NL) en cliniclowns.be/NL/ (BE). Naast het spelen in de ziekenhuizen heeft CliniClowns ook spelvormen ontwikkeld voor kinderen in het speciaal onderwijs, een CliniClownsCircus voor kinderen met een meervoudige handicap, online ontmoetingen met een clown en een belevenis op maat in eigen huis: het CliniClownsCollege, voor één kind met zijn familie of vriendjes.

 

 

Overal zitten mensen zoals jij en ik

 

Een aantal fragmenten uit het interview dat Rob Heiligers in 1997 had met Jacqueline Kaptein voor het blad Moderne Clowns. ‘De toeschouwer meenemen in verwondering is altijd het doel.’

 

‘Kijk die man daar met dat gebakje. Hoe hij zit te kijken met dat half opgegeten appeltaartje vlak voor zijn neus. Zo van: waar zal ik nu eens gaan happen? Daar kan ik dus helemaal in opgaan…’

We zitten op een klamme ochtend in de stationsrestauratie van Groningen. Jacqueline Kaptein is de afgelopen jaren bekend geworden met een jubelend ontvangen clownssolo. ‘Mijn clown Böwö werd echt geboren vanuit innerlijke noodzaak. Ik had al zoveel mensen in allerlei clownsprojecten begeleid. Gek eigenlijk dat ik door les te geven bij mijn eigen essentie kon komen. Door eindeloos bij anderen hun kern bloot te leggen, heel intuïtief, kwam de mijne ook bovendrijven. Ik ga overigens wel altijd door een hel, ben wat melancholisch ingesteld. Ik kan het leven nog wel eens al te serieus nemen. Dat gebeurde dus ook bij het maken van die solo.’

De ober brengt nieuwe glazen heet water en we wapperen weer met onze theezakjes. De stationsrestauratie zit vol met mensen die zachtjes aan hun cappuccino slurpen of nog een hap van hun broodje kaas nemen. De oogjes tegenover me blikken verwonderd rond, nemen alles wat ze zien gretig in zich op: ‘Soms zie ik mij zitten, zoals hier op deze stoel, en dan realiseer ik me dat ik in dit lichaam zit. Een lichaam hier in Groningen – in Nederland – op de wereldbol. Overal zitten mensen zoals ik in kamertjes op stoelen. Dat kan me echt bezighouden.’

Ze laat een foto zien van Giulietta Masina, de kleine actrice met de grote ogen uit La Strada van Fellini. ‘Die puurheid, dat grote hart. Als ik haar in La Strada langs een boom met een grote zijtak zie lopen en zij steekt dan ook even heel terloops haar arm uit. Dat vind ik prachtig! Of hoe Peter Sellars kijkt in de film Being There, met die blik van échte verbazing. Die openheid wil ik ook neerzetten.’
De kunst van Jacqueline Kaptein zit in de kleine details. Het grote gebaar of de vette lach zal ze niet snel opzoeken. ‘Het kind in mij wil zich uitleven. Daar ligt de basis van elke clown.’

We nemen hartelijk afscheid en Jacqueline loopt wat aarzelend de stationsrestauratie uit. De clown zit dicht op haar huid. Ze vertelde zojuist nog een anekdote over een beroemde circusclown: ‘Komt een patiënt bij de dokter. Zegt dat hij zich zo zielig, zo mistroostig voelt. Weet je wat, zegt de dokter, je moet naar het circus gaan. Dan kun je lachen! Er schijnt een schitterende clown mee te doen. Die moét je zien! Je lacht je ziek! O ja? zegt de patiënt, maar ik ben die clown…’ Dat gevoel kent ze heel goed.

 

Uit: Overal zitten mensen zoals jij en ik – een interview met Jacqueline Kaptein
Auteur: Rob Heiligers | Moderne Clowns 5/1998.